Morning Star - officële vlag van West Papua

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



Nieuw Guinea wil naar eenheid

naar vorige pagina

Uit Elsevier, 21 december 1968

Met de voorbereidingen van de volksraadpleging op Westelijk Nieuw-Guinea is begonnen aan wat zou kunnen worden genoemd : de epiloog van Nederlands de kolonisatiegeschiedenis in het Verre Oosten.
Als het volk van West-Irian zich eenmaal over zijn toekomst heeft uitgesproken — en dat dient vóór het einde van 1969 te geschieden — is de formele mede-verantwoordelijkheid van ons land voor dat gebied, ingevolge de handtekeningen van dr. J. H. van Roijen en mr. C. Schurmann onder het in 1962 gesloten Akkoord van New York, geëindigd.
Iets anders is of dan het Nieuw-Guinea-probleem is opgelost.
Bij het beantwoorden van deze vraag dient men in de eerste plaats te bedenken, dat er zeker tot voor kort weinig vertrouwen bestond in de Indonesische bereidheid, de aangegane verplichtingen inzake de vrije keuze voor het Westiriaanse volk loyaal na te komen. Dit gebrek aan vertrouwen kwam niet alleen tot uitdrukking in Nederland ; men treft het ook aan in VN-kringen in New York, waar vooral van de zijde van de Afrikaanse landen, met name de OCAM-groep, op korte termijn stappen tegen de Indonesische West-lran-politiek mogen worden verwacht. Vooral de verklaringen en rapporten van de Boliviaan dr. Fernando Ortiz Sanz, die door secretaris-generaal Oe Thant is belast met de voorbereiding van en het toezicht op de volksraadpleging, hebben bij vele VN-delegaties de indruk gevestigd, dat Indonesië met alle middelen zal trachten West-Irian te behouden en dat het daarbij het Akkoord van New York, waaronder de handtekening van de vroegere minister van buitenlandse zaken dr. Soebandrio prijkt, als een "blok aan het been" ziet.
Volgens artikel 22 van het Akkoord heeft het volk van West-Irian recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van beweging en vergadering. Maar voor de Papoea's is er weinig of geen gelegenheid, zich op de uitoefening van de vrije keuze voor te bereiden. Een uit West-Irian uitgewezen zendeling deelde mee, dat eenheden van het Indonesische leger in West-Irian de bevolking met het geweer in de aanslag "overhaalden" om petities te ondertekenen. In die petities wordt de regering in Djakarta gesmeekt om in 1969 geen volksstemming in West-Irian te doen houden, aangezien de Papoea's "graag Indonesisch willen blijven". Het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat Ortiz Sanz bij zijn eerste bezoek aan het gebied een "complete lack of information" onder de bevolking aangaande de volksraadpleging constateerde. "Hoe kunnen deze mensen een antwoord geven op het plebisciet wanneer zij niet weten waar het allemaal om gaat?" aldus deze VN-official.
Tijdens een rondreis door de oostelijke helft van Nieuw-Guinea, die onder Australisch bestuur staat, was ik in de gelegenheid met een groot aantal aldaar verblijvende bannelingen uit West-Irian van gedachten te wisselen. Deze bannelingen treft men aan verspreid door het gehele Territory of Papua & New Guinea (zoals het door Australië bestuurde gebied officieel heet). De meesten van hen moesten uit het westen uitwijken omdat ze de vrijheden, die hen in het Akkoord van New York zijn gegarandeerd, ernstig namen. Omdat ze bij het Australisch bestuur aannemelijk konden maken dat hun leven gevaar liep, kregen ze politiek asiel, echter op voorwaarde dat ze geen politieke activiteiten
zouden ontplooien.
Vele bannelingen hebben niettemin geregeld contact met vrijheidsorganisaties in West-Irian en komen zodoende in het bezit van berichten, die worden doorgespeeld naar onder meer de in Nederland bestaande Papoea-organisaties, die ze op hun beurt onder de aandacht van de Verenigde Naties brengen.
Een recent voorbeeld hiervan is een door de heer Nicolaas Jouwe naar buiten gesmokkelde tekst van een officiële resolutie van het regionale parlement van West-Irian. Daaruit blijkt, dat dit college, (waarvan alle leden door Indonesië werden benoemd nadat de gekozen Nieuw-Guinea Raad ontbonden was) eist dat de Papoea's de rechten krijgen die hun in het Akkoord van New York zijn gegarandeerd en dat de volksraadpleging doorgang vindt. Het was ongetwijfeld een bijzonder pijnlijke resolutie voor Indonesië.
President Soeharto zei in zijn toespraak op Onafhankelijkheidsdag (17 augustus j.l. nog : "Het volk van West-Irian heeft herhaaldelijk zijn standpunt te kennen gegeven dat het deel uitmaakt van het Indonesische volk, dat West-Irian een onafscheidelijk deel van Indonesië is. Het wil niet, door wie ook, van Indonesië gescheiden worden."
In het algemeen zijn de vluchtelingen in Australisch Nieuw-Guinea somber gestemd ten aanzien van de kansen op een eerlijke volksraadpleging in hun land. Zij zijn met name bezorgd vanwege de verklaring van minister Malik, dat het in West-Irian niet mogelijk is een volksraadpleging te houden volgens het systeem "one man, one vote" aangezien dit systeem voor de meer primitieve gedeelten van het gebied onuitvoerbaar zou zijn. Voor de bannelingen op de Australische helft van het eiland doet die argumentering vreemd aan omdat in laatstgenoemd gebied, waar ook nog zeer primitieve streken zijn, zowel in 1964 als in 1968 algemene verkiezingen voor het House of Assembly zijn gehouden. Deze verkiezingen vergden weliswaar enorme voorbereidingen, maar het resultaat was dan ook dat zelfs in zeer primitieve dorpen deskundig bemande stembureaus waren.
De bezorgdheid van de bannelingen geldt voorts de grote Indonesische troepenmacht in West-lrian waarvan de omvang geschat wordt op "20.000 tot 30.000 man". Het is een zorg, die blijkens eerdergenoemde resolutie gedeeld wordt door het regionale parlement van West-Irian.
Deze en nog andere factoren zijn voor de bannelingen aanleiding om rekening te houden met de mogelijkheid, dat de volksraadpleging voor hen een bittere teleurstelling wordt. En daarna? "We gaan door met onze strijd", aldus luidde onveranderlijk het antwoord. Daarbij werd mij uitgelegd, dat niet alleen de bannelingen bereid zijn hun activiteiten ten behoeve van West-Irian voort te zetten, maar dat ook in het gebied zelf uitgewerkte plannen gereed liggen voor een voortzetting van de strijd. Een van de bannelingenleiders sloot zelfs de mogelijkheid van een algemene gewapende opstand niet uit. „Onze mensen zijn tot het uiterste getergd. Ik ben bang als Indonesië ons geen vrije keuze laat, dat er veel bloed zal vloeien... Het is ons land, wij zijn er thuis, wij kennen de jungle en wij zouden het de Indonesische militairen, hoewel zij met zovelen zijn, heel moeilijk kunnen maken."

 

naar vorige pagina