Morning Star - officële vlag van West Papua

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen





Een diplomaat zonder land

naar vorige pagina

 

door Wilma Kieskamp



Zijn werk heeft steeds meer de trekken van een gevecht tegen de bierkaai. Papoea-leider Viktor Kaisiepo probeert onder de Papoea's op Irian Jaya de emoties te bedaren. Vanuit een nieuwbouwwijk in Amersfoort leidt hij de internationale missie van de Papoea's om de VN, Nederland, Indonesië en de Verenigde Staten ervan te overtuigen dat de Papoea's alsnog recht hebben op een vrije keuze.;

,,Mijn grootvader van vaderszijde was de machtigste man op Biak, een groot eiland voor de kust. De Biakkers, en ook de bewoners van het niet ver daar vandaan gelegen eiland Numfor, zijn zeevaarders. Spot niet met ze. Mijn voorouders hebben oorlog gevoerd tot de Filippijnen en Nieuw-Caledonië toe. Kapitein Durville, die de Franse armada naar Nieuw-Caledonië leidde in de negentiende eeuw, is door de vloot van Biak-Numfor verslagen. Dat verhaal staat in geen enkel geschiedenisboek. Het is mij overgeleverd. Ik geloof het, en er zijn feiten die het ondersteunen.''

,,Mijn grootvader Mgarik Kaisiepo vertelde ons ook dat onze groep of familie er op Biak vroeger voor verantwoordelijk was alle vijanden te onthoofden. Ook de Sultan van Tidore, die volgens de Indonesiërs zogenaamd al eeuwenlang een claim zou hebben op het huidige Irian Jaya, durfde niet te komen. Hij keek wel uit voor de Kaisiepo's. Iets van die Biakse cultuur heb ik wel geërfd. Ik zeg hoe ik iets voel. Ik wacht niet altijd tot jij het ermee eens bent.''

,,Het is belangrijk je geschiedenis te kennen. Een volk dat naar voren wil, moet een eigen geschiedenis hebben en die ook kennen. Maar de Papoea's zijn de afgelopen decennia hun geschiedenis kwijtgeraakt. Hun cultuur is vernietigd. Mensen spreken hun eigen taal niet meer. Ze werden een minderheid in eigen land. Hun gevoel voor eigenwaarde heeft een enorme douw gekregen. Vanuit die frustratie is een sfeer ontstaan waarin alleen nog maar de emotie telt. 'We willen nu onafhankelijkheid, en snel'. 'Weg met de Indonesiërs, en daarna komt alles vanzelf goed'. Dat is een levensgevaarlijke ontwikkeling. Ik heb mezelf tot taak gesteld om, desnoods tegen de klippen op, de mensen uit te nodigen niet emotioneel te worden.''

,,Laat de feiten van de afgelopen vier decennia maar voor zichzelf spreken. Feiten kunnen ons helpen, emoties niet. De feiten zijn dat de Papoea's in 1961 van Nederland soevereiniteit kregen. Dat ze in 1962 desondanks niet zijn gehoord toen Nieuw Guinea is overgedragen. Dat het referendum van 1969 een farce was, goedgekeurd door de Verenigde Naties. Sterke feiten. Dat was ook mijn boodschap als lid van het Papoea-presidium aan het Congres, afgelopen voorjaar in Jayapura. Ik ben gevraagd om hun buitenlandse diplomaat te zijn, een grote eer. Ik ken de kanalen van de VN. Al jaren lobby ik voor de rechten van inheemse volken.''

,,Zelf ben ik een van de getuigen van de geschiedenis, maar ik was in 1961 en 1962 te jong om werkelijk te doorgronden wat er gebeurde. Er zijn nog maar zo weinig Papoea's die die tijd van hoop en verwachting bewust hebben meegemaakt. Als puber vond ik het vooral een machtig spannende tijd. In Hollandia, de hoofdstad van Nieuw-Guinea, werden net als in de rest van de kolonie voor het eerst verkiezingen gehouden. Dat was onderdeel van het proces van 'papoeanisering' waarmee Nederland was begonnen. We werden klaargestoomd voor onafhankelijkheid in 1970. Mijn vader Markus Wonggor Kaisiepo, die zich later in Nederland zou uitroepen tot president in ballingschap, was een van de kandidaten. Hij was in Hollandia bevolkingsvoorlichter, één van de eerste Papoea's met een opleiding en een positie.''

,,De verkiezingen verliepen vlekkeloos. We hebben in 1961 al bewezen dat we niet 'te dom' waren om te stemmen, zoals Indonesië later beweerde. Maar voor ons jongens was het meest interessante het militaire vertoon van de Nederlanders. Vanwege Indonesische infiltraties lag de Karel Doornman in de haven, daar mocht je zelfs op. Zo'n grote prauw hadden we nog nooit gezien! Het marineschip Cortenaer werd binnengehaald met gejuich, want het had een Indonesische torpedoboot naar de kelder gejaagd. We waren niet bang voor Indonesië. Nederland was immers machtiger. De sfeer was eerder uitdagend. We zouden Jakarta wel een lesje leren. We moesten niets van Indonesië hebben.''

,,Apetrots waren we toen mijn vader een jaar later meemocht, samen met enkele andere Papoea-leiders, naar de Verenigde Naties in New York. Als voorzitter van het 'parlement', de Nieuw Guinea-raad, wilde hij daar uitleggen dat de Papoea's tegen aansluiting bij Indonesië waren. Hij ontdekte er dat hij alleen was uitgenodigd als windowdressing. Nederland stond Nieuw-Guinea af. Er kon niets meer aan veranderd worden, kreeg hij te horen. Hij heeft toen gedreigd om terug te gaan naar Nieuw Guinea en een opstand te ontkenenen.''

,,Nederland heeft toen een smerig spelletje gespeeld. Mijn moeder is nog tijdens de onderhandelingen in New York thuis in Hollandia gebeld met de opdracht dat ze naar Nederland moest komen met haar gezin. Ik weet niet welke smoes ze tegen haar hebben opgehangen. Halsoverkop zijn we vertrokken. Ik lag met mijn broers en zussen een hele week in het zwembad van het KLM-hotel in Bangkok, onwetend van het drama waarin we waren beland. We vergaapten ons aan de weelde. De ambassade regelde alles. Mijn vader kreeg te horen dat wij allang in Nederland waren gearriveerd. Hij was woedend. Later heb ik hem erg kwalijk genomen dat hij, toen hij zijn verzet had moeten opgeven en ons was achterna gereisd, niet in elk geval zijn koninklijke onderscheiding heeft ingeleverd. Hij was vernederd, zijn volk verkocht, zijn gezin weggelokt. Het officiële verhaal was dat hij uit eigen beweging 'zijn' West-Papoe had verlaten. Toch bleef mijn vader geloven dat Nederland op de lange termijn iets zou kunnen betekenen voor de Papoea's. Hij had misschien gelijk. Nederland kan, als het wil, zich alsnog voor ons recht inspannen.''

,,Nederlanders weten weinig meer over de geschiedenis van Nieuw-Guinea. Er woonden hier ook maar een paar honderd Papoea's. We vielen niet op. We verkeerden bovendien in een afgeschermd milieu: dat van het Gereformeerd Politiek Verbond, waarbij mijn vader zich had aangesloten. Jongeling was zijn hoop. Zo belandde ik als opstandige puber op de gereformeerde knapenvereniging en het gereformeerd lyceum in Rotterdam.

,,Mijn vader riep zich uit tot president in ballingschap. Dat veroorzaakte een levenslange breuk tussen hem en de andere Papoea-leider Nicolaas Jouwe, de man die vice-voorzitter was geweest van de Nieuw Guinea-raad. De huiskamer zat weer vol, net als in Hollandia. Alsof er niets gebeurd was, ging het weer over reizen naar New York, Tokio, Singapore. En anders ging het over de vraag wie het recht had om namens de Papoea's te spreken. De kleine Papoea-gemeenschap raakte tot op het bot verdeeld, een verdeeldheid die grotendeels langs etnische lijnen liep. In Nieuw Guinea leven 240 stammen. Verdeeldheid is er bij ons altijd geweest en zal er ook altijd blijven. Dat hoeft niet per se negatief te zijn, als je elkaar maar respecteert. Vooral de groepen die in afgelegen streken wonen, hebben nooit geleerd om naar de argumenten van de tegenstanders te luisteren.''

,,Ook ons gezin is verscheurd geraakt. De echtgenoot van een zus die in West-Papoea was achtergebleven, werd op Biak resident voor de Indonesiërs. Een aantal van mijn broers en zussen - we zijn met tien kinderen - koos de fel-anti-Indonesische lijn van mijn vader, terwijl hijzelf de laatste jaren juist milder werd. Ik ergerde me. Ik vond hen onrealistisch. Intenationaal stonden we volkomen alleen als Papoea's. Begin jaren tachtig was de onderlinge verdeeldheid zo groot geworden dat ik twee jaar niet heb gesproken met mijn vader en de anderen. Ik had vergeefse pogingen gedaan om de achterbannen van mijn vader en Nicolaas Jouwe blijvend met elkaar te verzoenen. Ik was doodziek van die Papoea's.''

,,Misschien verklaart het ook waarom ik me privé in een geheel witte wereld stortte. Ik trouwde met een Nederlandse, een huwelijk dat later helaas is stukgelopen, en werkte bij een oer-Hollands bedrijf in gewasbescherming, waar ik me zonder enig diploma opwerkte van loopjongen tot onderkoning. Ik ben jarenlang verkoper geweest van landbouwgif, voordat ik later een omschakeling maakte naar een nieuwe loopbaan als lobbyist voor de rechten van inheemse volken. Ik kan alles verkopen. Ik heb geleerd dat je daarbij beter eerlijk kan zijn dan gemakzuchtig de mensen te vertellen wat ze horen willen. Zelfs al is dat eerlijke verhaal gecompliceerder en vergt het meer geduld.''

,,Die boodschap heb ik afgelopen voorjaar ook voorgehouden aan de drieduizend Papoea's die ik in Jayapura mocht toespreken tijdens het Papoea-Congres. Ik ben uitgenodigd om zitting te nemen in hun Presidium. Een grote eer. Onze opdracht is om een internationale discussie op gang te brengen over de toekomst van West-Papoea en het recht op zelfbeschikking. Het komt nu goed van pas dat ik al ervaring had in lobbywerk bij de VN.''

,,Daar stond ik tegenover een gehoor van mensen die de gebeurtenissen van 1961 alleen nog maar van horen zeggen kennen. Die er hun eigen emotie aan hebben gegeven. 'We zijn toen toch onafhankelijk geworden?', zeiden ze. 'Nou dan, we kunnen ons vandaag dus nog losmaken van Indonesie'. Ik heb ze uitgelegd dat het iets ingewikkelder is, dat het beter is geduld te hebben. We waren toen, in 1961, op weg naar onafhankelijkheid. Maar voor we ons einddoel hadden bereikt, zijn we belaagd, geknipt, kortgehouden. Waar we recht op hebben is om alsnog het proces af te maken. 'Jullie bouwen een huis en willen beginnen met het dak', herhaal ik steeds weer. 'Maar je moet eerst muren bouwen.' We kunnen pas onafhankelijk worden als er plannen liggen hoe we dat economisch en sociaal gaan invullen. Als de internationale gemeenschap ons steunt. Of de Indonesiërs ons intussen willen treiteren met militaire repressie, is hun zaak. De wereld kijkt toe en herinnert zich Oost-Timor.''

,,Dit voorjaar was ik voor het eerst terug in mijn land, vlak voor mijn vader overleed. Ik ging naar Biak en offerde aan mijn voorouders. In de straten van Jayapura zag ik hoe weinig er over is van de trots die onze Papoea-identiteit ons in 1961 gaf. Papoea's hebben nooit verantwoordelijkheden mogen dragen, ze zijn afgeleerd om te geloven in hun mogelijkheden. Je ziet het in de eerste straat in Jayapura die je inloopt. Daar zitten de Papoea-vrouwen op een rij om betelnoten te verkopen. De hele dag maar wachten, op klandizie die niet komt. Want alleen Papoea's kauwen die noten en dan bij voorkeur van een familielid zonder te betalen. Terwijl de migranten de afgelopen 25 jaar met hard werken een winkeltje of een bedrijf opbouwden. 'Wat hebben jullie verder gedaan dan stilzitten en klagen?', heb ik gevraagd. 'Laten we plannen maken.' Ik zou in een onafhankelijk West-Papoea minister van onderwijs willen worden. Liever dan minister van buitenlandse zaken, zoals sommigen mij nu al kenschetsen.''

,,Naast mijn Hollandse naam Jan Viktor draag ik ook een naam die alleen mijn familie gebruikt. Voor hen ben ik Kamassan, zilversmid. Degene die van ruw materiaal sieraden maakt voor de groep. Dat is uitgekomen. Ik maak van letters woorden, van woorden zinnnen, van zinnen paragrafen. Ik spreek voor ons volk. Tot we vrij zijn. Hoelang dat nog duurt weet ik niet. Voorlopig is helaas West-Papoea nog het land dat door mijn jongste zoontje wordt genoemd: 'Het land waar Viktor het over heeft'.

Dagblad Trouw - 12 december 2000

naar vorige pagina


Webmaster: Chris P. van der Klauw