Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



Boven-Digoel in Nieuwspoort

naar vorige pagina

Uit De Telegraaf 6 oktober 1973
Den Haag door B. Lulofs

HET WAS een wat merkwaardig gezelschap dat dezer dagen in het perscentrum Nieuwspoort bijeen kwam. Daar was niet alleen de Nederlandse gangmaker van de Indonesische onafhankelijkheid, prof. dr. ir. W. Schermerhorn, maar ook zijn politieke tegenstander uit die dagen, de oud-minister van Buitenlandse Zaken, mr. D. C. Stikker. De Nederlandse ambassadeur in Djakarta mr. Hugo Scheltema zat er naast diplomaten van de Indonesische ambassade in Den Haag.
De man om wie het ging was Abdul Chalid Salim: een kleine pienter-ogende Indonesiër, die op dat uur, in het hart van Den Haag, een hoogtepunt in zijn zeventigjarige leven beleefde: de „doop" van zijn boek: „vijftien jaar Boven-Digoel", de bakermat van de Indonesische onafhankelijkheid.
Van 1928 tot 1943 was Salim een politieke gevangene van het Nederlands-Indische gouvernement: gedeporteerd naar het Bagno in de jungle van westelijk Nieuw-Guinea. „Daar werden wij ballingen door een luguber oerwoud ingesloten; leden er permanent aan malaria en hadden als naburen koppensnellers en kannibalen."

Aan ketting
Het was geen best boekje, dat de vriendelijk verlegen glimlachende Salim daar over Nederlands-Indië open deed:
„Ik werd In mijn cel aan de ketting gelegd. Mijn linkerpols en rechterenkel werden geboeid en door een zware ijzeren ketting met elkaar verbonden. Omdat ik klein van stuk en tenger gebouwd ben, deden mij de zware ijzeren boeien uiteraard bij iedere beweging pijn aan pols en enkel."
„Op stille avonden denk ik nog vaak terug aan de wanhopigen die de misère in de Digoel-kampen probeerden te ontvluchten. Iedere vlucht uit het Bagno was een luguber spel met de dood. En vooral zie ik dan het tragische einde van mijn vriend Dachlan voor mij, de atleet Dachlan, vechtende voor zijn leven en dat van zijn partners tegen een overmachtige en verraderlijke vijand ... de Mappi Papoea's; de menseneters."
De borrel die de uitgeefster — Contact Amsterdam — bij de presentatie van haar boek liet serveren, kreeg eigenlijk een wat dubbele functie. Er viel voor de Nederlandse genodigden nogal wat weg te spoelen. Ook al ligt Boven-Digoel alweer bijna een kwart eeuw achter ons. Het was een wat „hard gelag" daar in Nieuwspoort.
„Toen wij op de plaats des oordeels kwamen, zagen wij de naakte dwangarbeider met armen en benen aan een paal gebonden. De hoge
lendenstreek was stevig met jutezakken ingepakt teneinde zijn nieren tegen de vijftien rotanslagen te beschermen. Het was een weerzinwekkend schouwspel een Indonesiër zo te zien vernederd worden."

Geen haat
Maar „beschamender" eigenlijk nog is de mildheid waarmee Chalid Salim oordeelt.
„Men heeft mij meermalen gevraagd of ik geen blijvende haat jegens de Hollanders koester. Neen, ik heb geen énkele haat tegen welke Nederlander dan ook. Ik heb het Nederlandse volk het mij jarenlang aangedane onrecht geheel... vergeven. Ik kan het alleen maar niet... vergeten. Het is nu eenmaal de blijvende tragiek van een gewezen politieke gevangene of balling, dat hij een permanent trauma overhoudt."
Niet alleen geen blijvende haat. Sterker nog: De eens in de Nederlandse boeien geslagen Indonesiër Chalid Salim hoopt op „een hernieuwde en gezonde samenwerking met de Hollanders". In zijn laatste hoofdstuk schrijft hij:
„Gezien de huidige prestaties van de Nederlandse jongeren in de ontwikkelingslanden, is er de reële mogelijkheid, dat ook deze jeugd bereid zal zijn onder de moeilijkste omstandigheden in Indonesië te gaan pionieren." — En:
„Willen wij de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië verder ontwikkelen, dan zal het goed zijn, als wij niet meer omkijken naar het verleden. Het verleden bestaat uit een aantal historische feiten waaruit men zijn lessen kan trekken."

Bloemen
Chalid Salim en zijn vrouw kregen die middag in Nieuwspoort bloemen. Hij stond er wat onwennig mee in zijn handen; wat moeilijk glimlachend naar al die vriendelijk kijkende Nederlanders. Niet alleen prof. dr. ir. W. Schermerhorn en oud-minister mr. D. U. Stikker; maar ook Nieuw-Guinea-best-seller-auteur Anthony van Kampen; oud-kabinetsin-formateur mr. J. W. Burger, vice-premier/minister van Binnenlandse Zaken, mr. W. F. de Gaay Fortman en de kamparts van Boven-Digoel, dr. L. J. A. Schoonheyt,
Allemaal waren ze gekomen om de tengere Indonesische ex-banneling te complimenteren met zijn boek, dat nu al omschreven wordt als „de belangrijkste bijdrage van Indonesische zijde tot de kennis van onze koloniale geschiedenis."
Ik heb het in mijn boekenkast gezet naast de belangrijkste Nederlandse " bijdrage aan die geschiedenis: „Daar werd wat groots verricht" van de oud-voorzitter van de Volksraad in Nederlands-Indië, mr. W. H. van Helsdingen. Na bijna 25 jaar bijten zulke boeken elkaar niet meer. Integendeel. Ze vullen elkaar aan.

 

naar vorige pagina


Webmaster: Chris P. van der Klauw