Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
West Papua in de pers
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 


  naar vorige pagina naar volgende pagina pagina 6 -  Overstap naar het gevangeniswezen

 

Overstap naar het gevangeniswezen

Ik heb toen twee maanden eigenlijk gestaakt. Maar ik voelde ook wel aankomen dat dit op een gegeven moment stuk moest lopen. Daarom had ik in het hotel tijdens borreluurtjes al contact gehad met een pief van het Gevangeniswezen en die zei me: “Als het bij de douane fout gaat is er bij ons wel een plekje vrij”. Nou het liep bij de douane stuk en moest ik mijn ontslag nemen.

Daarvoor had ik een gesprek met het hoofd Gevangeniswezen en die verzekerde mij dat ik als onderdirecteur in dienst kon komen op het gevangeniseiland Noesa Kembangan, een eiland tegenover Tjilatjap waar de Jappen ons hadden weg gebombardeerd. Ik kon Lydia meteen oproepen om naar Batavia te komen. Mijn aanstellingsbesluit bij het Gevangeniswezen had ik zelfs een dag eerder dan mijn ontslagbesluit van de Douane.

Strafgevangenis Tjipinang

Ik werd ter opleiding eerst geplaatst bij de Strafgevangenis Tjipinang in Meester-Cornelis. Daar kwam ik in huis bij de bedrijfsleider de Kroo, een Zeeuw die met een kortverband in dienst was in de bedrijven. Tjipinang had 2500 gevangenen waarvan er 1800 werkten in de bedrijven en dat waren een houtzagerij, van boom tot plank, een timmerwerkplaats waar schoolbanken, kasten en ander meubilair werd gemaakt, een grote kleermakerij met 750 naaimachines waar alle uniformen voor leger, politie en onze eigen dienst werden gemaakt, een smederij waar o.a. etensketels voor het leger en klewangs (sabels) werden gemaakt, een matrassenmakerij en een autoservicebedrijf voor alle gouvemementsauto's van Batavia. Er werkten ook 692 Japanse oorlogsmisdadigers, allemaal veroordeeld en van alle rangen van soldaat tot generaal of admiraal. Een gedeelte daarvan werkte aan de bouw van personeelswoningen buiten de gevangenis in het Tjipinang-park. Een uiterst gedisciplineerde groep werkers.

Bij deze bedrijven hoorde uiteraard een goede administratie en daaraan moest ik samen met de bedrijfsleider een goede vorm gaan geven. We werkten tot 's avonds laat aan alle mogelijke verbeteringen om er een efficiënt draaiend bedrijf van te maken.

Een door de Jappen gebouwde dienstwoning

Lydia kwam al vrij snel met de ‘Johan van Oldenbarneveldt’ aan en wij kregen een door de Jappen gebouwde dienstwoning. Van overplaatsing naar Noesa Kembangan kwam niets terecht want de Kroo wilde mij niet missen en wist bij het Hoofd te bereiken dat ik in Tjipinang bleef.

Omdat ik toch ook wat van het gevangenisgebeuren moest meemaken liet de directeur mij op een dag het escorte van een ter dood veroordeelde leiden. De man had 30 Europeanen afgeslacht en had de doodstraf wel verdiend. Toch was het niet prettig hem 's ochtends vroeg met vier man personeel uit zijn cel te halen en naar de executieplaats in de gevangenis te brengen. Gelukkig had deze man de hele nacht zitten bidden en liep gewillig tussen ons in mee.

Op de executieplaats stond een vuurpeloton en werd de man aan een paal voor een schietheuvel gebonden. Hij had geen laatste wens en nadat de dokter de plaats van zijn hart had bepaald en deze met een rond plaatje op zijn hemd had bevestigd en hij was geblinddoekt werd het vonnis voltrokken.

Geen een schot zat in het plaatje en de pelotons- commandant maakte er met een revolverschot achter het oor een einde aan. Dit was een onaangename ervaring. Later hoorde ik dat dit de laatste doodstraf was die werd voltrokken. De doodstraf werd afgeschaft.

Gevangenentransport naar Japan

Inmiddels begonnen er tekenen op te wijzen dat de Indonesische onafhankelijkheid aan het komen was. Begin december 1949 moest ik plotseling bij de hoogste baas op het hoofdkantoor komen en daar werd mij gevraagd of ik naar Japan wilde, omdat de 692 Japanse gevangenen voor de soevereiniteitsoverdracht moesten worden overgebracht naar Japan om daar door de Amerikanen verder te worden opgesloten.

Na overleg met Lydia besloot ik te gaan, overleg omdat je natuurlijk nooit wist hoe de situatie zou zijn als de Indonesiërs de onafhankelijkheid zouden gaan "vieren". Maar het complex van het gevangenispersoneel was goed beveiligd en de mensen allemaal bewapend.

Een dag voor de soevereiniteitsoverdracht werden alle Jappen ingescheept op de ‘Tjisadane’ een oude KJCPL-boot en wij gingen met 3 man van Tjipinang en 150 man militaire bewaking ook aan boord.

Zie Reisverslag

Na terugkomst in februari 1950 werd ik als 2e man onder de hoofddirecteur belast met de normale huishoudelijke dienst bijv. personeelszaken (350 man) salarissen, contact met de gevangenen.

Ik realiseerde een ontspanningslokaal voor de gevangenen o.a. een toneelgezelschap van gevangenen met voorstellingen. Onze bedrijfsleider De Kroo was vertrokken en daarvoor in de plaats was een Ambonese pro-Indonesiër uit Djokja aangesteld, die na enkele dagen plotseling was vertrokken omdat hij het werk in de bedrijven helemaal niet aankon. Nu was het peil van het werken na het vertrek van de 692 Jappen die goed en keihard werkten, al een stuk minder geworden. Het nieuwe Indonesische hoofd gevangeniswezen Mr. Rusbandi vroeg mij toen of ik de leiding in de bedrijven wilde overnemen, maar toen ik als voorwaarde stelde dat ik bevordering tot bedrijfsdirecteur wilde, ging het feest niet door omdat het niet ging om in een onafhankelijk Indonesia een Nederlander een bevordering te geven. Natuurlijk een belachelijke situatie want een echt hoofd van een dienst had je gewoon de opdracht gegeven de taak over te nemen.

En opnieuw terug naar Nederland.

In november 1950 werd onze dochter Jacky geboren. De werksituatie werd hoe langer hoe onaangenamer, niet door de omgang met personeel en gevangenen, maar door het onstabiele beleid van de uit Indonesiërs bestaande leiding van het hoofdkantoor. Het werd zo erg dat ik besloot maar naar Holland te gaan en we vertrokken met het vrachtschip de ‘Blitar’.

In Holland werden we ondergebracht in Hotel Welgelegen in Zandvoort waar we onder slechte omstandigheden verbleven. Inmiddels was op 9 September 1952 de tweede dochter Lydia in het Elisabeth ziekenhuis in Haarlem geboren. Ik kreeg een baan bij het Sociaal Fonds Bouwnijverheid in Amsterdam en toen ook een huis in de Hermanus Coenradstraat in Amsterdam-West.

Nieuw-Guinea

Eind 1955 kregen wij plotseling bezoek van het hoofd gevangeniswezen in Nieuw-Guinea, die met verlof in Hofland was en die vroeg mij of ik zin had om naar Nieuw Guinea te gaan om directeur van de gevangenis in Hollandia te worden. Hij had namelijk iemand nodig die in staat zou zijn om in die gevangenis de bedrijven op poten te zetten. Ik vroeg hem wanneer ik mijn koffers kon pakken maar zo'n vaart kon het niet lopen want hij moest eerst na terugkomst in Hollandia een en ander voorbereiden.

Dat probeerde hij ook maar er was zogenaamd een personeelsstop. Totdat ik bij toeval via de radio de minister van Overzeese Gebiedsdelen hoorde zeggen dat er zo weinig animo onder de mensen was om naar Nieuw-Guinea te gaan. Ik heb toen meteen een brief naar het ministerie geschreven waarin ik verteld dat ik al erg lang op uitzending zat te wachten. Binnen 14 dagen had ik antwoord en van toen af ging de bal erg hard rollen en in maart 1957 stapten wij op het vliegtuig naar Nieuw-Guinea waar ik onmiddellijk als directeur van de gevangenis kon beginnen.

 

Reacties op dit artikel via het forum

naar vorige pagina naar volgende pagina pagina 7 -  Directeur gevangenis Hollandia