Disclaimer

naar vorige pagina naar volgende pagina

MET DE CENTRAAL NIEUW-GUINEE EXPEDITIE A° 1920 NAAR EEN ONBEKENDEN VOLKSSTAM IN HET HOOGGEBERGTE (1)

H. J. T. BIJLMER (Met 2 foto's en een schetskaartje)

Dit verslag is verschenen in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 1922, 01-01-1922

De wereldkrijg had de stelselmatige militaire exploratie van NieuwGuinee, in 1907 ingeleid, tot een ontijdig einde gedoemd en ook de reeds statige reeks der wetenschappelijke expedities scheen dit lot te zullen deelen. Edoch, zoo sterk was de suggestie van dit nog te duistere eiland, dat luttele maanden na het teekenen van den wapenstilstand en nog vóór het sluiten van den vrede het Indisch Comité voor Wetenschappelijke Onderzoekingen te Batavia, onder voorzitterschap van den vice-president van den Raad van Nederlandsch-Indië, den oud luitenantgeneraal H. N. A. Swart, reeds weer plannen beraamde tot nader onderzoek van dit ons Australisch gebied. Nauwelijks had 1920 zijn intrede gedaan, of reeds was een nieuwe wetenschappelijke expeditie gereed naar Centraal Nieuw-Guinee te vertrekken. Doel was 't wetenschappelijk onderzoek van het hooggebergte tusschen de Idenburg-rivier en Guinee's centralen kam. Op het bereiken van den van dezen laatsten deeluitmakenden Wilhelminatop, derhalve van de noordkust uit, waren aller verwachtingen gespannen. Reeds drie expedities hadden den zuiderweg bewandeld; Lorentz had in 1909 de sneeuwvelden, Franssen-Herderschee in 1913 den top van dezen berg betreden; mochten wij er in slagen van het noorden uit zijn kruin te bereiken, dan ware Nieuw-Guinee over zijn volle breedte doorsneden. Het heeft niet mogen zijn. Toen 1920 ten einde was, waren alle leden der expeditie weer terug op de basis, na als uiterste punt slechts het zoogenaamde Swart-dal te hebben bereikt. Het wetenschappelijk onderzoek kon evenwel aardige resultaten boeken. Naast die op botanisch, zoölogisch en geologisch gebied, was niet het minst belangrijke daarvan, dat in het in 1914 door Doorman van den later naar hem genoemden Doormantop ontdekte dal de eerste aanraking was verkregen met de door genoemden reiziger reeds gesignaleerde Berg-Papoea's, bij wie de spits der expeditie vijf volle weken heeft kunnen vertoeven. En het zeldzame voorrecht, met een nog nimmer door Europeanen bezochten volksstam te hebben mogen kennismaken en geruimen tijd vriendschappelijk te midden daarvan te hebben mogen verblijven, heeft het zijne er toe bijgedragen, bij mij de desillusie der niet bereikte sneeuwvelden op den achtergrond te dringen. Evenwel, de Wilhelminatop wordt niet met rust gelaten. Dit jaar is de expeditie, geheel gereorganiseerd, op nieuw in gang gezet. Van harte hopen we, dat deze tweede Centraal Nieuw-Guinee expeditie het beoogde doel moge bereiken.

Onze expeditie zou in de eerste plaats zijn een wetenschappelijke. Maar daar het terrein van onderzoek honderden kilometers landwaarts lag, was besloten dat een militaire voorexpeditie gedurende een zestal maanden den weg zou verkennen, de noodige bivaks zou bouwen en voorraden zou opvoeren. Als algemeen leider stelde het Departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië ter beschikking den kapitein van den Generalen Staf A. J. A. van Overeem. Met hem zouden aan de voorexpeditie deelnemen de overste der K. N. M., J. Kremer, voor de astronomische plaatsbepalingen en de meteorologische waarnemingen, de kapt. der inf. J. van Arkel, luit. K. Drost, luit. van adm. J. Kooy, 2 officieren van gezondheid: A. ten Haaf - na eenige maanden wegens ziekte afgelost door den offic. v. gez. H. de Rook - en schrijver dezes, en de heer J. Jongejans, controleur van Borneo's N-O.-hoek, die zich van daar met ruim 100 door hem zelf aangeworven Dajaks naar Nieuw-Guinee zou begeven, waar deze laatsten, ongeëvenaarde riviervaarders als zij zijn, dienst zouden moeten doen bij het transport te water. Tot deze voorexpeditie behoorden verder een 100-tal soldaten en 100 inlandsche gestraften als draagkrachten bij den landtocht. Zes maanden na het vertrek dezer voorexpeditie zouden dan de wetenschappelijke leden, t. w. de geoloog dr. P. F. Hubrecht, de zoöloog Jhr. W. C. van Heum en de botanicus dr. H. J. Lam, volgen. Mocht de wetenschappelijke expeditie zooals verwacht werd, op Berg-Papoea's stuiten, dan zou de controleur Jongejans als ethnograaf optreden, terwijl ik me met het verzamelen van anthropologische gegevens zou belasten. Alle leden van den expeditiestaf, op onzen geoloog na, waren Indische gouvernementsambtenaren, tijdelijk uit hun betrekking losgemaakt. Deze kwamen, gelijk alle soldaten en dwangarbeiders, geheel ten laste van het .gouvernement; dit stelde bovendien gouvernementsstoomers, motorbooten en allerhande materiaal ter beschikking. Men ziet dus, dat de Regeering zich zeer hulpvaardig betoonde en zij verdient dan ook voor haar grooten bereidwilligen steun allen lof.


Deze foto is gemaakt tijdens de Centraal Nieuw-Guinea Expeditie van 1920-1921. Geportretteerd zijn (zittend, van links naar rechts): Overste (oftewel Luitenant-Kolonel) J.H.G. Kremer, Kapitein A.J.A. van Overeem en Kapitein Van Arkel. Achter hen staan (v.l.n.r.): Dr. Ten Haaf, Luitenant J. Kooy, Luitenant Drost, Dr. H.J.T. Bijlmer en Controleur J. Jongejans. Botanicus H.J. Lam ontbreekt op deze foto.

Den 15den Januari 1920 scheepte de voorexpeditie zich te Soerabaja in op de beide mooie gouvernementsstoomers Albatros en Deneb. Via Makasser, Ambon en Menoekwari kwamen we 2 Februari bij het krieken van den dag voor den mond van den Mamberamo. Het water vertoonde een eigenaardige wisseling van kleur: eenige mijlen uit de kust teekende het troebele bruine rivierwater zich scherp af tegen het heldere blauwgrijze zeewater. Verder waren drijvende stammen, palmbladeren, ja, geheele door wortels saamgehouden aardklompen, de duidelijke bewijzen, dat een rivier hier in zee uitmondde. Echter niet voordat we ons vlak voor de monding bevonden, kwam deze als een hiaat in de kustlijn te zien. Weldra stoomden we haar binnen. Op den rechteroever begroette ons de vaderlandsche driekleur, geplant voor een kleine nederzetting van Ternataansche jagers, vanwaar men ons natuurlijk met belangstelling gadesloeg. Een vloot van drie stoomschepen landwaarts stoomend, dat was voorwaar een zeldzaam schouwspel! Na een halfuurtje verloren we bij een bocht de zee uit het oog: Nieuw-Guinee had zich achter ons gesloten.

Ook voor reacties op deze herinneringen kun je terecht op het prikbord/forum.

naar vorige pagina naar volgende pagina