Morning Star - officële vlag van West Papua

 

Welkom
Verantwoording
Fotogalerij
Handige Links
Reageer
Gastenboek
De Judas-kus
NieuwGuinea in media
Prikbord
Bezoekersbijdragen



 



De kolonist

naar vorige pagina

Verteld door Frans Peereland,
 zoon van Rudolf Peereland


Pa Peereland ging na zijn middelbare school verder studeren en deed een opleiding voor landbouw en veeteelt op de cultuur school in Sukabumi. De school is aan het eind van Salabitana waar Pa en Ma woonden, vlakbij het bungalowpark van stadsmensen die in het weekeinde kwamen.

Daar was ook een Politieschool voor het kader opleiding. Pa studeerde daar voor uitzending naar Nederlands Nieuw Guinea. Na zijn studie afgemaakt te hebben in 1937 en 1938 werd hij uitgezonden naar Manokwari waar inmiddels al vele kolonisten hem voor waren gegaan. Er waren 12 gezinnen die door de Stichting Immigratie Kolonisatie Nieuw Guinea werden uitgezonden .

In Manokwari aangekomen werden zij opgevangen door de Stichting in een groot leeg gebouw, een tijdelijke opvang voor de Kolonisten. Pa ging op zoek naar een stukje grond waar hij zijn eigen huis kon bouwen. Pa kreeg veel adviezen van andere kolonisten die al een stukje grond hadden gevonden. Hij ging in Pasir Putih kijken, daar kwam hij Familie Maass tegen en hoorde dat het perceel naast hen nog niet was verkocht. Het was een bamboebos waar je onderdoor kon lopen over de droge bladeren, de rest was een ondoordringbaar regenwoud. Mijn vader was verrast over de grote bamboe die daar in dat gebied groeide, de bamboe had soms een diameter van meer dan 10 cm en was ongeveer 30 m hoog.

Vader vroeg aan Maass die daar al langer woonde om advies, want hij wilde dat stukje bos kopen van het Gouvernement. Het bamboebos was voor Pa doorslaggevend, hij wilde het daarom graag kopen. Met bamboe als materiaal kon je huizen en bruggen bouwen en een waterleiding aanleggen. Het nadeel was, dat het land ongeveer 2 km van de grote weg was gelegen. De verharde weg liep langs het strand Pasir Putih, een mooie badplaats, in het weekeinde was het er erg druk met dagjes mensen. Vader kocht dat bamboebos en een deel van het regenwoud. Het perceel grensde aan het land van buurman van den Enden, Bosmans, de Jong,  Maass en de Mey.

De buren, die woonden daar al enkele jaren en hadden het bos al ontgonnen en beplant met verschillende gewassen o.a. maïs, soja, pinda, cassave, zoete aardappelen en verschillende andere soorten groenten.

Vader kreeg geldelijke steun van de Stichting om het bos te ontginnen. Eerst moest er een pad en een brug over het riviertje aangelegd worden. Personeel werven was een groot probleem. Vader had 2 Numforezen ( kustbewoners) en 12 Arfakkers (bergbewoners) aangenomen, zij kregen kapmessen en bijlen en konden beginnen met een stukje bos open te kappen waar het huis gebouwd moest worden. Na 5 maanden konden wij beginnen met de bouw van het huis, het werd van wildhout en bamboe gebouwd met Atap dakbedekking (gevlochten palmbladeren om een stok van 2 meter). Vader fietste elke dag van de stad naar Pasir Putih en stalde zijn fiets bij een Papoea familie die aan het strand woonde. Van de stad naar Pasir Putih was het 13 km. Bij het bouwen van het huis kregen we hulp van de buren. Vader kocht Gedek voor de wanden en Atap voor de dakbedekking, deze materialen kon je aan de kust bij de plaatselijke bevolking kopen, de rest werd met materialen uit het bos gebruikt.

Eindelijk was het huis na 5 maanden bouwen klaar en we konden gaan verhuizen.  Water moest uit het riviertje gehaald worden en de drums (olievaten) werden regelmatig gevuld. Later werd een waterput gegraven voor drinkwater en een waterleiding aangelegd van bamboe, in de volksmond ook ladang genoemd. Vader maakte zelf de meubelen. Vervolgens maakte hij een planning welk deel van het bos open gekapt moest worden. Dat werd uiteindelijke het bamboebos, de bamboe kon men gebruiken voor allerlei doeleinden, die werden dan na het kappen goed opgeslagen.
Moeder deed gewoon haar huishoudelijke werk en ook plantte zij groenten voor de verkoop en voor eigen gebruik. De grond hoefde niet bemest te worden en verder hadden wij last van de schaduw van de grote bomen, waardoor het materiaal waarvan het huis gebouwd was, niet goed kon drogen en de gewassen ook niet goed konden gedijen. De bomen werden later omgekapt en de stammen verkocht aan de houtzagerij. Vader had van de 8 hectare grond 2 hectare laten openkappen en klaar gemaakt om te beplanten . Eerst moet er een omheining van bamboe worden gemaakt de buren hadden dit geadviseerd  i.v.m. een zwijnenplaag. Toen het land bewerkt was, kon met het planten worden begonnen. Hij kocht zaden bij de Landbouw; een coöperatieve instelling. Het land werd beplant met maïs, soja, pinda, katjang idjo, tabak en verschillende soorten groenten. De aanplant gedijde heel goed, er zat nog veel humus in de grond. Later liet Vader een loods bouwen om de gewassen te drogen. De landbouw producten werd aan de Coöperatie geleverd en aan Chinese handelaren verkocht. Later kochten wij 2 varkens, 3 koeien, een stier, 5 geiten, loopeenden en meer dan 100 parelhoenders. Het kolonisten bedrijf begon toen zijn vruchten af te werpen.

Wij kregen regelmatig bezoek van een Landbouw Consulent in dienst van de Stichting en veel steun van de buren wat betreft het transport van de producten naar de stad. Er kwamen regelmatig Gouvernement Ambtenaren het weekeinde bij ons logeren om op wild te jagen mijn moeder had het druk met koken. Buurman Jeans Piërre Bosmans was toen nog vrijgezel en was bij ons in de kost en hij nam mij overal mee naar toe. Ik had geen speelkameraadje. Later bracht hij mij naar buurman Maass die hadden een zoon, James, die was 2 jaar ouder dan ik. Wij speelden regelmatig met elkaar, maar ik moest wel altijd gebracht worden, want het was nog een kwartier lopen door het bamboebos en soms bleef ik daar logeren. Oom Jeans Piërre Bosmans kon het zware leven niet meer aan en vertrok met zijn ouders naar Europa. Het was vlak voor de tweede oorlog in 1939. Moes Maass kwam regelmatig bij mijn Moeder Martini thuis om haar met de huishouding te helpen.

Ik moest toen naar de lagere school in Manokwari stad. Ik werd door een van onze werkers met de fiets naar school gebracht. Eerst moest hij schone kleren aan doen, want hij moest mij door het bos naar de kust op zijn schouder dragen. Het is ongeveer 2 km lopen door het bos voordat hij kon gaan fietsen. De fiets stond in een stalling aan de kust. Om twee uur was de school afgelopen en ik werd door hem weer opgehaald. Ik groeide op tussen de Arfakkers, onze werknemers, en sprak hun taal. De oorlog tegen Japan was uitgebroken en in april 1942 werd Manokwari bezet door de Japanse troepenmacht. Bijna alle kolonisten werden geïnterneerd en later naar verschillende kampen gebracht. Na de bevrijding van de Japanse kampen werd ik door de Amerikanen overgevlogen naar Hollandia de hoofdstad van west Nieuw Guinea. En in 1947 weer terug gegaan naar Manokwari en daar de Lagere school afgemaakt. Ik was voor de overdracht van Nieuw Guinea aan Indonesië naar Nederland vertrokken om als uitgezonden kracht terug te keren voor een contract van drie jaar bij de Hollandse Beton Maatschappij.

Door de slechte verhoudingen tussen Nederland en Indonesië i.v.m. de soevereiniteitsoverdracht van dat land, moesten alle Nederlanders vertrekken. IK werd ingelijfd voor de militaire dienstplicht in Nederland. Door de Berlijn crisis moest ik langer dienen. Kort na mijn militaire dienst kreeg ik te horen dat Oom Jeans Piërre Bosmans in Brussel woonde en ik heb contact met hem gezocht en vervolgens een afspraak gemaakt. Ik moest gauw komen en dat gebeurde. Toen ik bij hem kwam haalde hij een fotoalbum te voorschijn met vele oude foto`s van voor de oorlog. Foto`s van Pa en Ma en de buren, hij heeft die nog allemaal bewaard.  Later kreeg  ik een reproductie van de foto`s, daar was ik erg blij mee. Ik heb in de oorlog mijn beide ouders verloren. Hij vertelde over het harde leven als Kolonist in Pasir Putih en hij vertelde ook dat mijn moeder lekker kon koken. Mijn vrouw Ans en ik gingen regelmatig bij hem op bezoek in Vilvoorde en wij namen altijd kant-en-klaar Indische gerechten mee. Hij had nog een souvenir uit die tijd meegenomen die mijn vader gemaakt had, het was een kokosvrucht die hij uitgesneden had als een oude man met een sigaar in zijn mond. Hij maakte toen op bestelling verschillende karikaturen van figuranten, dat was zijn bijverdienste, voornamelijk voor mensen die terug gingen naar Europa.
Oom Jeans Piërre Bosman overleed in 1998 op 85 jarige leeftijd zijn echtgenote Marie José was hem voorgegaan.

Frans Edaven Peereland

Dit verhaal heb ik geschreven in samenwerking met James Maass mijn vroegere speelkameraad.

naar vorige pagina